Shinyanga – Buhangija

Shinyanga – Buhangija

In de vorige blog heb je kunnen lezen dat ik met stichting Inside The Same (www.insidethesame.com) mee ben naar Tanzania om de kinderen met albinisme te helpen. Samen met Gabriëlle (oprichtster van de stichting), Désirée (secretaris) en John (schoonvader van Gabriëlle) reis ik door Tanzania om ons in te kunnen zetten waar nodig. Kinderen met albinisme zijn hun leven niet zeker. De zogenoemde medicijnmannen geloven dat mensen met albinisme magische krachten bezitten. Het aantal aanslagen loopt op. Kinderen worden naar kampen gebracht zodat zij op een veilige plek kunnen leven. Hulp is heel hard nodig. Onze reis gaat nu verder naar Shinyanga.

14 juni vertrekken Gabriëlle en ik vanuit Lamadi voor 3 dagen naar Shinyanga, een andere plaats in het oosten van Tanzania. Ze spreken hier, net als in Lamadi de taal Swahili. Désirée en John blijven in Lamadi om bij Sister Helena te blijven helpen. Wij gaan samen naar kamp Buhangija toe om te kijken hoe het daar nu is. (Zie deze link voor meer informatie over dit opvang kamp). Vorig jaar was het er erg slecht. Er zaten 400 kinderen met albinisme en de omstandigheden waren niet goed. De slaapzalen lijken op veestallen waar de urinegeur sterk overheerst, matrassen zijn aangevreten en er hangen te kleine klamboes. Ze krijgen ugali, een soort rijst met bonen te eten. Dit zit in een grote ton en wordt op ijzeren borden aan de kinderen uitgedeeld. Het doet me denken aan een bord in de gevangenis, zo één die je alleen in films ziet. Zo’n schaal moeten meerdere kinderen delen en er wordt totaal niet op gelet of dat eerlijk verdeeld wordt. Ze eten dit zittend op de grond in het zand. Bestek is er niet, ze kneden hun eten fijn tot een bolletje en stoppen dat in hun mond. Je kunt je hier bijna geen voorstelling van maken tot je het zelf met eigen ogen hebt gezien. Ik ben voorbereid op het ergste, al weet ik niet of je je hier op kunt voorbereiden.

Josiah is onze vaste driver. Een aardige jongen, zo rond de 30 jaar. Hij komt uit het dorp en helpt ook regelmatig mee in de opvang bij Sister Helena. Hij probeert gesprekjes met ons te hebben, we voelen ons op ons gemak bij hem. Hij heeft een fijne 5 persoons auto, we kunnen ruim genoeg zitten. Hij zegt dat het 2,5 uur rijden is, maar na 3 uur zijn we er nog steeds niet. Urenlang rijden we over een hobbelige zandweg, 20km per uur. Geen dorpjes te bekennen en eindeloze vlaktes. Het spookt wel even door ons hoofd dat als er nu iets gebeurd we echt in the middle of nowhere zijn. Niemand weet waar we precies zijn en zou ons terug kunnen vinden. Die gedachte moeten we snel weer uit ons hoofd zetten. Verstand op nul en gaan. Emoties en gedachtes moet ik regelmatig echt uit zetten om hier te kunnen zijn en dit te doen. Tranen wegslikken en sterk blijven. We zijn hier met een doel en we gaan door al weet ik wel dat ik dit thuis zal moeten gaan verwerken. Het is heel warm en de lucht is vies. Het is heel stoffig. We rijden met het raam open, er is geen airco. Als ik mijn gezicht tussendoor schoonmaak is het doekje bruin van het zand. Kleding krijgt ook een soort rode/bruinige waas, wat je er niet meer uitkrijgt.

Uiteindelijk zijn we er pas na 5 uur rijden! Afspraken maken met Afrikanen over het algemeen is best lastig en onduidelijk. Het is maar zien hoe laat je driver komt en hoe dit dan allemaal precies gaat. “This is Africa” zeggen we dan ook regelmatig in dit soort situaties en lachen er om, je druk gaan maken heeft totaal geen zin. Anyways, wij zijn blij dat we eindelijk op onze bestemming zijn. Ook is het fijn dat dit een beter hotel is dan in Lamadi. Het personeel spreekt Engels, ik heb een fatsoenlijke wc in plaats van een gat in de grond en er is zelfs (gebrekkige) wifi. Even kunnen contacten met Nederland is prettig. Al is het lastig om over te brengen wat ik nu allemaal meemaak en weet ik eigenlijk niet zo goed wat ik moet zeggen.

DSCN2749.JPG

We zetten onze spullen in de kamers neer en besluiten nog te gaan kijken bij kamp Buhangija, ook al is het bijna avond. We nemen een risico door een taxi chauffeur te nemen die we niet kennen omdat onze eigen driver niet in de buurt is. Het is hier op straat niet veilig voor ons, het is erg crimineel, berovingen en ontvoeringen zijn hier de orde van de dag. Ook een onbekende chauffeur kan een gevaar zijn. We laten het hotel een taxi bellen in de hoop dat we dan enigszins iemand krijgen die te vertrouwen is. Een wat bredere, oudere man, ik denk zo ongeveer 40 jaar, komt ons ophalen. Hij heeft een vriendelijk gezicht. Zijn Engels is niet goed, maar hij doet zijn best om ons te begrijpen. We hebben er wel een oké gevoel bij, dus we stappen bij hem in.

Na even zoeken heeft hij de plek gevonden waar we moeten zijn. Om het kamp staan hoge muren en hekken zodat de kinderen er veilig kunnen verblijven. Het blijft gek om bij zo’n kamp aan te komen. Het geeft een beetje het gevoel alsof je bij een gevangenis aankomt als de kinderen zo met hun handjes de tralies vasthouden en nieuwsgierig naar ons kijken. De “beveiliging” doet erg lastig en wil ons niet binnen laten terwijl er bekend is dat wij zouden komen. De directeur is er niet en ze moeten eerst toestemming krijgen. Ze blijven rustig hun potje dammen verder spelen en ze kunnen geen Engels spreken. Ze praten in het Swahili tegen elkaar, wij hebben geen idee waar het over gaat. Hebben ze het over ons? Het zijn 2 jonge jongens, tonen totaal geen interesse in ons en blijven lekker op hun stoel zitten. Wij staan erbij en kijken ernaar. Zo lang gereisd om hier te komen en dan laten ze je niet binnen, we krijgen een gevoel van onmacht. Uiteindelijk na wat telefoontjes mogen we toch naar binnen, maar alleen onder begeleiding van de beveiligers, ze vertrouwen ons toch niet helemaal. Er wordt uitdrukkelijk gezegd dat we geen foto’s mogen maken en alleen snel een rondje mogen lopen en gedag kunnen zeggen. We kunnen op deze manier niet veel doen en voelen ons niet op ons gemak. We blijven hierdoor maar kort en kunnen geen contact krijgen met de kinderen. We hopen dat dit morgen anders zal gaan als de directeur erbij aanwezig is. De driver heeft ons netjes weer terug gebracht bij het hotel. We slaan zijn nummer op zodat we hem voor het volgende ritje weer kunnen bellen.

IMG_0887.JPG

De volgende dag checken we eerst of de directeur er is voor we weer naar Buhangija gaan. Hij is aanwezig en deze keer kunnen we wel zonder problemen naar binnen. We hebben  eerst een gesprek met de directeur. We worden meegenomen naar zijn kantoor. Een kleine donkere ruimte waarin een houten tafel staat, wat zijn bureau is. Plastic stoelen worden voor ons gepakt om op te zitten. Hij ziet er netjes uit zo in zijn pak en neemt de tijd om met ons te praten. Hij is vriendelijk, maar wel zakelijk. Hij wijst ons op de regeltjes en gaat meteen over op de orde van de zaak. Om ons heen staan dozen vol met gedoneerde spullen. Hij is sinds kort de nieuwe directeur en het blijkt dat er veel is verbeterd sinds hij het heeft overgenomen. Het aantal kinderen is verminderd naar 200, het lijkt een stuk schoner en de kinderen zien er goed verzorgd uit. Niet alle kinderen zijn er, een deel is naar een sportevenement. Aan de ene kant zijn we blij, maar we willen ook weten waar de andere 200 kinderen dan zijn heen gegaan. Hij vertelt dat een deel van de kinderen zijn verplaatst naar andere kampen en er zijn ook kinderen die terug naar hun ouders zijn. We weten niet of dit goed nieuws is, buiten het kamp is het niet veilig voor ze. We blijven doorvragen, maar krijgen niet echt de antwoorden die we willen en weten niet zo goed wat we er van moeten denken.

Nadat we hebben getekend voor de kleding en zonnebrand die we hebben meegnomen mogen we het uitdelen. Het gaat wel onder leiding van het personeel. De kinderen moeten allemaal keurig op een rijtje zitten en stil wachten tot ze wat krijgen. Zo anders dan bij Sister Helena. Het lijkt alsof de kinderen regels hebben en niet naar ons toe mogen komen of met ons mogen praten, er is een afstand die niet goed voelt. Bij sister Helena sprongen de kinderen op ons af en wilden allemaal onze aandacht, samen spelen en knuffelen.

De kinderen zijn blij met de kleding en proberen bij elkaar de Nederlandse teksten op de shirts te lezen. Ze smeren zichzelf in met de zonnebrand die wij uitdelen. De afstand blijft, de kinderen zoeken weinig contact, vorig jaar was dit totaal anders en vroegen ze juist erg veel aandacht. We weten niet of dit is omdat ze het niet mogen of dat ze het zelf niet willen. Hoe kan het dat dit zo veranderd is? De vorige keer was het bijna vechten om de aandacht. Er zijn vrijwilligers uit het dorp die meehelpen in het kamp om de kinderen te verzorgen en liefde te geven, dat is fijn om te zien. Het is voor de kinderen ook beter om van iemand aandacht te krijgen die ze kunnen blijven zien. De vrouwen zien er vriendelijk uit en we zien dat ze de kinderen knuffelen en verzorgen.

We bekijken het terrein en de slaapruimtes. De slaapruimtes zien er “goed” uit nu, al zijn het een soort van veestallen met ijzeren stapelbedden. Naast de bedden staan grote ijzeren koffers waar de kinderen hun spulletjes in kunnen bewaren. Veel bezittingen hebben de kinderen niet. Hooguit enkele kledingstukken. Er wordt grondig schoongemaakt, al hebben we wel onze vraagtekens of dit nu speciaal wordt gedaan omdat ze wisten dat wij zouden komen of dat dit echt is hoe ze het normaal gesproken ook doen. Matrassen liggen buiten op grond en worden schoon gespoeld met een tuinslang. We hebben veel klamboes meegenomen die we gaan ophangen. Het personeel en de oudere meisjes helpen ons mee waardoor dat snel gaat. Er zijn in een jaar tijd meer stapelbedden bijgekomen. Heel goed want voorheen sliepen er soms 5 kinderen in 1 bed! Helaas hebben we nu wel te weinig klamboes om alle bedden er van één te kunnen voorzien. Als ik foto’s aan het maken ben wordt er een klein jongetje opgehaald die in het bed moet liggen en slapend moet poseren voor de foto. Dit komt niet vanuit ons. We worden de hele tijd nauwlettend in de gaten gehouden bij alles wat we doen. Verplaatsen we ons naar een andere ruimte dan loopt er direct iemand met ons mee. Het werk voelt op deze manier wat lastig aan. Ondanks dat we hier met de allerbeste bedoelingen komen, lijken ze ons toch te blijven wantrouwen.

We overleggen met de directeur over Meshak, een van de jongetjes hier in het kamp. We willen hem meenemen naar Sister Helena. Gabrielle heeft hem eerder ontmoet en wil voor hem een plek waar hij beter verzorgd wordt en meer liefde zal krijgen. De directeur zegt dat hij zijn best gaat doen om zijn familie te vinden zodat zij hier toestemming voor kunnen geven. Later die avond krijgen we te horen dat we hem niet mee mogen nemen. Sister Helena gaat er zelf achteraan om zijn familie te vinden. Er moet eerst gemeld worden dat hij ergens anders gaat wonen voor hij weg mag bij Buhangija. Gelukkig zijn de omstandigheden hier verbeterd en laten we hem niet met een heel slecht gevoel achter. De vraag is wel of er echt wat geregeld gaat worden, want als je er zelf niet bij bent en achter aan zit gaan ze er gemakzuchtig mee om.

DSCN2736.JPG

De dag erna gaan we weer terug naar Lamadi. Als we buiten op het terras zitten te wachten op Josiah (geen idee hoe laat hij er zal zijn) komt er ineens een politie-agent aanlopen. Onderweg in de auto kom je ook regelmatig politie tegen. Als ze je aanhouden kunnen ze je vragen voor de meest absurde dingen te betalen. Een sticker die je mist op je auto, papieren die zogenaamd niet kloppen of de brutale eis om hun eten of drinken te betalen. Als je niet betaald mag je niet verder rijden. Nu er een agent komt aanlopen hoop ik dat hij niet op me afkomt. Helaas stopt hij wel bij mij. Ik probeer meteen te bedenken wat er zal gaan gebeuren. Het is hier zo corrupt. Gabriëlle is net naar haar kamer om de spullen te gaan halen. Hij heeft een boze blik op zijn gezicht en heeft een norse autoritaire houding. Hij maakt slecht oogcontact en blijft het terras en de omgeving observeren.  Hij komt naast mij staan en vraagt om mijn paspoort. Of nou ja vraagt, hij roept “Passport passport” met een niet al te vriendelijke stem. Ik probeer hem alleen te laten kijken, maar hij grist mijn paspoort meteen uit mijn handen. Hij bladert er wild doorheen en zegt dat het niet goed is. Hij wil weten wat ik hier kom doen. Ik vertel dat ik op vakantie ben en over een paar dagen naar huis ga. Hij gelooft me niet. Hij zegt dat ik hier kom om te werken en dat ik kom om de kinderen met albinisme te helpen. Hoe kan hij dit weten? Ik heb mijn shirt van de organisatie niet aan en er is niks wat een teken kan geven dat we daarvoor hier zijn. Ik vind het maar niks dat ik hier zo alleen op het terras zit. Elke minuut lijkt een eeuwigheid te duren. Ik probeer rustig te blijven, maar van binnen ben ik aan het huilen en raak ik in paniek. Na 10 minuten komt Gabriëlle er ook aan en ook zij moet haar paspoort laten zien. Ik leg haar snel uit wat er net gebeurd is en dat ze haar paspoort goed moet vasthouden als ze die gaat laten zien. Ook bij haar lukt dat niet. Hij trekt het paspoort uit haar handen. Druk bladerend roept hij dat het niet goed is. Hij zegt dat we een werkvisum nodig hebben. Er komen nog 3 politiemannen bij en ze willen ons arresteren. We moeten nu mee naar het bureau zeggen ze. Wij worden best wel bang en weten niet wat we moeten doen. De tranen staan in mijn ogen. Gelukkig heb ik een zonnebril op en kan ik het verbergen. We hebben geen woorden naar elkaar nodig, onze blikken kruisen elkaar en we voelen elkaars angst. Ook is er een adrenaline kick, het gevoel om hier goed uit te moeten komen, het moet lukken. Gedachtes gaan alle kanten op met wat we kunnen doen of moeten zeggen. Uiteindelijk besluiten we iemand te gaan bellen voor hulp.

We bellen Sister Helena, maar die neemt niet op. Désirée neemt wel haar telefoon op en zegt dat we moeten zeggen dat we de ambassade gaan bellen en niet mee moeten gaan of in ieder geval moeten wachten tot Josiah er is zodat hij ons kan helpen. Als de agent aan het bellen is met het bureau zie ik mijn kans en pak ik stiekem de paspoorten terug van de tafel. Nooit gedacht dat ik dat zou durven, tegen de politie in gaan. Vlug stop ik ze diep onder in mijn tas. Ik blijf praten met de andere agent en zeg dat we hier niks verkeerds komen doen. We komen niet om geld te verdienen en bovendien gaan we over een paar dagen al terug naar Nederland. We hebben thuis een baan en gezin. Hij heeft daar niet echt oren naar en blijft herhalen dat het niet goed is wat we hier komen doen. Ik roep de hoteleigenaar erbij, maar die helpt ons ook niet echt mee. Uiteindelijk beëindigt de agent het telefoongesprek en zegt dat we nu niet mee hoeven naar het bureau maar zodra hij ons nog een keer hier ziet we meteen mee moeten en er dan niet meer mee wegkomen. Hij zegt dat hij wel onze paspoorten meeneemt. Gelukkig had ik die dus al snel terug gepakt. Zodra hij dat doorheeft laat hij het erbij zitten en ze gaan weg.

We komen er met de schrik vanaf. We staan nog te shaken en zijn best van slag. Nadat de politie-agenten zijn vertrokken praten we nog met de eigenaar van het hotel en het blijkt dat hij diegene was die de politie heeft ingelicht over wat wij hier doen! Hier voelen we ons dus ook niet meer op ons gemak. Zo bizar hoe het er hier aan toegaat. Het is een beetje een vaag verhaal maar het komt er op neer dat hij bevriend is met hun en daarom verteld had dat wij hier waren en wat ons doel was. We durven niet meer op het terras te blijven zitten en gaan naar binnen toe. We proberen contact te krijgen met Josiah, maar krijgen geen antwoord van hem. Er zit niks anders op dan te wachten tot hij er is. Gelukkig duurt het niet heel lang meer. Als hij na een half uurtje arriveert stappen we snel bij hem in de auto en vertellen wat er is gebeurd.

Wij zagen het al voor ons, gevangen in het buitenland, hoe zal dat zijn afgelopen? Wat een schrik. Je wordt wel even met je neus op de feiten gedrukt. Deze reis met zo’n missie is niet zonder risico’s. Oh wat zijn we blij als we na 6 uur rijden eindelijk weer veilig terug zijn bij Désirée en John en elkaar een dikke knuffel kunnen geven!

Volg mijn blog

We gaan vertrouwelijk om met je gegevens, lees de privacyverklaring